2 mei 2025 — 3 min leestijd

Ouderenzorg op de weegschaal

Ouderenzorg op de weegschaal

Vanaf 2026 verandert de bekostiging van ouderenzorg in de huisartsenpraktijk fundamenteel. De gedachte: niet iedere 75-plusser heeft automatisch meerzorg nodig. Alleen ouderen met een door ouderdom gerelateerde aandoening – zoals cognitieve achteruitgang, ernstige mobiliteitsproblemen of eenzaamheid in combinatie met functionele beperkingen – worden dan nog meegeteld in de module ouderenzorg. In theorie klinkt dit als een gerichte manier om schaarse zorguren effectiever in te zetten. Maar wat betekent dit in de praktijk?

De rekensom klopt, maar de praktijk schuurt

Het uitgangspunt is helder: richt je op kwetsbaren, niet op vitale ouderen. Maar de nieuwe systematiek vraagt wel dat de praktijk 11 uur per geïndiceerde oudere per jaar inzet. Tegelijkertijd worden de beschikbare middelen niet structureel verhoogd. Voor veel praktijken betekent dit: meer uren voor minder patiënten, met hetzelfde budget. Hoe houd je dat financieel overeind?

Hoeveel kwetsbare ouderen kan een normpraktijk straks nog verantwoord begeleiden?

De druk op de POH-Ouderenzorg neemt toe

De POH-Ouderenzorg is nu al een spil in de ouderenzorg: signalering, huisbezoeken, overleg met wijkverpleegkundigen en mantelzorgers, verslaglegging. Maar met 11 uur per patiënt per jaar als norm, ontstaat er een dubbele druk. Enerzijds moet er intensiever gewerkt worden per oudere, anderzijds moet de praktijk aantonen dat deze inzet gerechtvaardigd is. Administratieve druk, indicatiestelling en afwegingen over wie ‘kwetsbaar genoeg’ is, nemen toe.

Gaat deze ontwikkeling leiden tot meer tijd voor kwetsbare ouderen, of juist tot verschraling door administratieve belasting? Gaat het wringen bij de andere zorgtaken van de POH-S?

Wat zijn de gestelde criteria?

Invoering van deze regeling betekent ook het stellen van grenzen – en dus het maken van keuzes. Wat zeg je tegen de 78-jarige alleenstaande patiënt die zich kwetsbaar voelt, maar niet voldoet aan de gestelde criteria? En hoe houd je als praktijk oog voor preventie, als er geen ruimte meer is voor vroegsignalering bij nog niet-geïndiceerde ouderen?

Kan en mag een huisarts nog werken op basis van inschatting en professioneel oordeel, of dwingt het systeem steeds meer tot medische bureaucratie?

Wat verliezen we – en wie merkt dat?

De kracht van ouderenzorg in de huisartsenpraktijk is nabijheid, proactiviteit en continuïteit. Door pas zorg ‘vergoedbaar’ te maken bij vastgestelde kwetsbaarheid, schuift die zorg op richting reactief. De vraag is niet alleen: kunnen we het betalen? Maar ook: wat betekent dit voor het zorgproces, voor de patiënt en voor het vakmanschap van de huisarts?

Is deze herziening van de ouderenzorg een stap naar doelmatigheid of de afbouw van laagdrempelige eerste lijns ouderenzorg?

Tot slot

De normpraktijk wordt steeds vaker een rekeneenheid. Maar als we ouderenzorg gaan organiseren op basis van spreadsheet-logica, moeten we niet verbaasd zijn als de menselijke maat onder druk komt te staan.

De komende tijd wordt bepalend. Nu is het moment voor praktijken, beroepsgroepen en beleidsmakers om de discussie scherp te voeren: wat willen we dat ouderenzorg is?

Deel dit bericht:

Bekijk ook eens deze berichten

Sluiten

Vacature alert

Ontvang de nieuwste vacatures van Haflex direct in je mailbox.